In Nederland hebben werknemers jaarlijks recht op verlof voor minimaal viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Als beperking daarop is in het Burgerlijk Wetboek bepaald dat een volledig arbeidsongeschikte werknemer alleen vakantie opbouwt over de laatste zes maanden van de periode waarin hij in verband met die arbeidsongeschiktheid geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten. Een werknemer die een jaar ziek is, bouwt dus slechts over een half jaar verlof op.
Het Europese Hof van Justitie heeft in een arrest van 20 januari 2009 geoordeeld dat werknemers hun rechten op betaald jaarlijks verlof niet verliezen als zij daarvan in verband met ziekte geen gebruik hebben kunnen maken. Werknemers moeten in een latere periode alsnog in staat gesteld worden hun verlofrechten te genieten. Als de arbeidsovereenkomst tot een einde komt zonder dat de betreffende werknemer in de gelegenheid is geweest alsnog dit verlof te genieten, dan is de werkgever gehouden hem daarvoor een vergoeding te betalen.
De kern van de uitspraak is dat het recht op vakantie altijd heeft te gelden, ongeacht de gezondheidstoestand van werknemers. Met deze uitspraak lijkt het er dan ook op dat de Nederlandse beperking ten aanzien van de vakantieopbouw tijdens ziekte in strijd is met de uitleg die het Hof geeft aan Richtlijn 2003/88/EG. Het Ministerie van Sociale Zaken onderzoekt of de Nederlandse wetgeving op dit punt moet worden aangepast. In de tussentijd geldt dat Nederlandse werknemers met een beroep op de uitspraak van het Hof – die door de Nederlandse rechter moet worden gevolgd – met succes aanspraak kunnen maken op volledige vakantieopbouw over de hele periode van volledige arbeidsongeschiktheid.